Fragment Goudkoerier

Dinsdag 3 juli 1810 3:30


 

De koning trad naderbij, samen met Roghair. Op gepaste afstand stonden enkele donkergeklede mannen van de burgerwacht. Twee aan de noordkant van de Koningstafel, twee aan de oostkant en twee aan de westkant, maar die waren in het donker niet te zien. Johan en Luc kende er een aantal. Hier zaten vroegere maatjes van Johan bij, waar hij veel plezier mee had gehad en waarmee hij toen hij jong was op deze berg heel wat schijngevechten hadden gespeeld.

De drie koeriers maakten een kniebuiging voor de koning. Het gezelschap stond aan de westelijke zijde van de tafel.

Roghair stelde de mannen kort voor aan de koning: "Majesteit, Luc Vanden Berghe en Johan van der Geer, die meerdere malen in uw dienst hebben gestaan en deze man is Marck van Druten, een waardige aanvulling zo is mij gebleken."

Marck bloosde bij die woorden, maar gelukkig kon niemand dat zien.


De koning stak van wal: "Messieurs, ik kan u niet precies uitleggen waarom ik hier ben en wat mijn bedoelingen zijn. Maar om uw missie te begrijpen, moet u meer weten dan nu, dus ik zal proberen zo open mogelijk te zijn.

Al geruime tijd leven mijn broer en ik in onmin met elkaar. Omdat ik de blokkade met Engeland nooit al te serieus heb genomen, is deze twist in de loop van de tijd verder toegenomen. In het belang van uw volk heb ik ook een aantal andere eisen van mijn broer niet uitgevoerd. Het afgelopen halfjaar is onze relatie ronduit vijandig geworden, kan ik wel zeggen.”

“Ik heb altijd het welzijn van het koninkrijk op het oog gehad, door de economische recessie te verzachten en de autoriteit van het Franse bewind te beperken, maar dit heeft mij uiteindelijk in een onmogelijke positie gebracht. Ik kan dit niet langer volhouden. Generaal Oudinot is op dit moment bezig met een grote troepenverplaatsing en ik verwacht dat mijn broer Holland zal annexeren en inlijven bij het keizerrijk."

Luc keek Johan even veelbetekenend aan. De koning ging door met zijn treurige monoloog. Hij was zichtbaar aangedaan door de situatie. Niet vanwege zijn eigen positie, maar vanwege de dreigende crisis voor het Hollandse volk.

"Omdat de relatie tussen mijn broer en mij zo is verslechterd, is mijn aanwezigheid in Holland niet langer gunstig. Het is een persoonlijke kwestie geworden, een bittere vete tussen twee broers. De keizer zal er alles aan doen om mijn functioneren als Koning van Holland en Connétable van Frankrijk onmogelijk te maken. Dit heeft mij, met pijn in het hart, doen besluiten het koningschap over te dragen aan mijn zoon, in de hoop dat daarmee de woede van de keizer zal bekoelen en de maatregelen tegen uw volk versoepeld zullen worden. Vannacht nog zal ik verder reizen en morgen zal ik het land verlaten.”

Hij zuchtte.

“Mais mon coeur, het zal met uw volk zijn, tot aan mijn dood."

Koning Lodewijk Napoleon keek van Roghair naar de drie koeriers. Geen van drieën wist wat hij hiervan moest denken.

"Alles wat ik heb kunnen regelen voor uw volk is geregeld, op drie zaken na. Drie zaken die voor mij en voor uw volk van het allergrootste belang zijn en mogelijk de geschiedenis van uw volk ten goede doen keren. Ik heb voor ieder van u een specifieke missie. Een missie die in allerijl en in het grootste geheim moet worden volvoerd. Reis niet samen. Spreek onderweg met niemand over wat u nu van mij gehoord hebt, want pas de vierde van de hooimaand zal mijn vertrek bekend worden gemaakt. En ik gebied u dat u uw gehele leven zwijgt over de missie die ik u persoonlijk toevertrouw."

Toen pakte de koning drie waterdichte leren buidels onder zijn jas vandaan. “De buidels bevatten belangrijke documenten, brieven en waardepapieren”, legde de koning uit. Hij gaf de koeriers Marck en Luc, ieder hun buidel terwijl hij hun influisterde wat hun missie was.

 

***

 

Was het de duisternis, het flikkerende licht van de fakkels, het zonderlinge karakter van het moment waarin Marck zich bevond waardoor hij zich onzeker voelde worden? Marck wist het niet, maar terwijl de koning de laatste buidel oppakte, voelde hij zich duidelijk teleurgesteld.

Nu moet ik toch alleen reizen…

De koning richtte zich tot Roghair, terwijl hij Johan de laatste buidel ombond.

"Mijn waarde vriend, ik zou graag willen dat u de koeriers verdere instructies betreffende hun opdracht geeft."

Roghair schraapte zijn keel: "Dank u Majesteit, dat u ons hebt uitgekozen voor het volvoeren van een zo belangrijke taak. We zullen u niet...”

"Verraad! Verraad! Een compagnie Franse soldaten is in aantocht!"

Nog terwijl de burgerwacht alarm sloeg, was het hoefgekletter van de paarden al te horen.

Snel fluisterde Koning Lodewijk Napoleon de bestemming van Johan in zijn oor. Door de paniek deed hij dit echter in het Frans.

"Ga, Majesteit!", schreeuwde Roghair terwijl hij de fakkel op de grond gooide. De koning was al onderweg met een luid blaffende Tiel aan zijn zijde. Luc en Marck wilden de koning een veilige uittocht bieden. Terwijl ze de koning achterna renden, riep Roghair hen na: "Wacht! Ik moet jullie nog wat zeggen!"

Luc en Marck hielden hun pas in.

"Marck, voor jou ligt naast de sluis een boot klaar. Luc en Johan, voor jullie staan paarden gereed in de stalhouderij bij de West poort van Rhenen. De poort wordt op een kier gehouden!"

De paarden kwamen nu snel vanuit het bos dichterbij en het lawaai werd enorm. Roghair riep snel enkele bevelen en de burgerwacht kwam naar hem toegesneld.

"Nog één ding: ik heb een aantal betrouwbare helpers vooruit gestuurd. Jullie wachtwoord is: Hop Marjanneke, en dan komt het weerwoord... "

 

De laatste uitgeroepen woorden van de schout gingen voor de koeriers verloren in het lawaai van de naderende compagnie die de rand van het open terrein bereikt hadden. Twee Franse oren hoorden de woorden van Roghair echter wel. 


***